Toggle navigation
Polly Lingual
Messages
Settings
Dutch
Lessons
Video Tutors
Schools
Help
Nouns
Zelfstandige naamwoorden
Nouns denote people, places, things, animals or ideas. Grammatically, a noun can serve as the subject of a clause, the object of a verb, or the object of a preposition.
Examples
Voorbeelden
vliegen
fly
honingbij
bee
koe
cow
kikker
frog
huid
skin
juli
July
vis
fish
spin
spider
seizoen
season
december
December
dragen
bear
slang
snake
hagedis
lizard
pad
toad
voorjaar
Spring
vlinder
butterfly
kreeft
lobster
krokodil
crocodile
duif
pigeon
rat
rat
kat
cat
mier
ant
kalkoen
turkey
dier
animal
eend
duck
octopus
octopus
terug
back
haar
hair
geit
goat
ezel
donkey
Related Lessons
Gerelateerde lessen
Animals (Mammals)
Dieren (zoogdieren)
Human Body II
Menselijk Lichaam II
Animals (Others)
Dieren (overige)
Hand
Hand
Months and Seasons
Maanden en Seizoenen
Face
Gezicht
Human Body
Menselijk Lichaam
Days of the Week
Dagen van de Week
Grammar Terms
Grammaticale begrippen
Parts of Speech
Woordsoorten
Nouns
Zelfstandige naamwoorden
Verbs
Werkwoorden
Articles
Lidwoorden
Adjectives
Bijvoeglijke naamwoorden
Pronouns
Voornaamwoorden
Adverbs
Bijwoorden
Conjunctions
Voegwoorden
Prepositions
Voorzetsels
Interjections
Tussenwerpsels
Contractions
Samentrekkingen
Numerals
Telwoorden
Proper Nouns
Eigennamen
Change language
French
Spanish
English
Italian
German
Portuguese