Exemplos
Voorbeelden
ik zeg
eu digo
Ik spreek een beetje Nederlands.
Eu falo um pouco de holandês.
ik praat
eu falo
Ik ben een student.
Eu sou estudante.
Ik ben een grafisch ontwerper.
Eu sou designer gráfico.
Ik heet Sarah.
Eu sou Sara.
Ik werk in de verkoop.
Eu trabalho com vendas.
Mag ik een ... alstublieft?
Posso ter um ... por favor?
Ik begrijp het niet
Não entendo.
Ik begrijp het
Eu entendo